Stal 0000.0011

 

Literatuur

 

- Haslinghuis, E.J. & H. Janse, Bouwkundige termen. Verklarend woordenboek van de westerse architectuur- en bouwhistorie. Leiden (Primavera Pers), 19973e druk, sterk uitgebreid [644 blz. ISBN 90.74310.33.8]. Hierin o.a. "Stal": blz. 432-433

- Grieken, Th.M.M. van, Bouwkundig Album. Verzameling van kleine ontwerpen voor architecten, timmerlieden, aannemers, opzichters, aankomende bouwkundigen, enz. Groningen (M.Smit & P. Noordhoff), z.j. (ca 1873)3e druk. [255 blz. plus 51 platen. ISBN -]. Hierin "Over stalgebouwen": blz. 17-40, plaat nr 5 (met bijbehorende toelichting) (Datering boek: op basis van vermelde literatuur en de jaartallen die op de ontworpen gebouwen staan)

- Stichting Historisch Boerderij-onderzoek, Boerderijen bekijken. Arnhem (SHBO), Amersfoort (De Horstink), 1985 [120 blz. ISBN 90.6184.266.2] (met op blz. 120 een literatuuroverzicht). Hierin: blz. 54-55 ("De rundveestalling"), 56 ("De potstal"), 57 ("De hygiëne in de potstal"), 58 ("Twee typen potstal", "De middenstal", "De zijpotstal"), 59 ("De stoepstal"), 60 ("De potstal vervangen", "De grupstal"), 61 ("De Hollandse stal"), 62 ("De Friese stal"), 63 ("Oud en vertrouwd?": opgraving 1933 te Ezinge), 64 ("Stallen met een giergoot"), 65 ("De moderne ligboxenstal", literatuur)

- Cruyningen, Piet van & Jeroen Goudeau & Feyoena Grovestins & André Viersen & John van Zuijlen, Het Boerderijenboek. Uitge­geven vanwege de Stichting Histo­risch Boerderij Onderzoek. Zwolle (Waanders), 2003cop. [448 blz. ISBN 90.400.8808.X]. Hierin: blz. 393-401

- Kipp, A.F.E., De immuniteit van St. Marie. De evolutie van een stadsbeeld (Doctoraalscriptie hoofdvak 'geschiedenis van de bouwkunst'). Utrecht, typoscript, (oorspronkelijk) mei 1974. [175 blz.(typoscript-versie 1980, Werkgroep Herstel Leefbaarheid). ISBN -]. Hierin onder meer: blz. 61-62 (Hoofdstuk "16e eeuw". Uit de inventarislijsten kunnen de namen van de vertrekken in de claustrale huizen afgeleid worden:
"Behalve de zaal (waarin soms een hangkamer) worden genoemd: voor-, middel- en aftercamers, opcamers en neercamers, en vaak als toevoegsels vertreck-camerkens. Voorts keuken, eedtzaalken, studoor, slaapkamer (overigens vindt men in vele kamers koetsen en slaepkisten vermeld), en zelfs bathstove. In bijzondere gevallen vindt men ook wel eens een overwulffde camer of een sterrencamer in den toorn, en bij uitzondering een capelle.
Zolders en kelders hebben vaak allerlei specifieke functies (bijvoorbeeld coorn-, cleer-, duyve-, resp. wijn-, keuke-).
Buitenshuis vindt men dan nog bijgebouwen als somerhuys, somerkueckengen, washuysken, bak-, brau- en turffhuys, hoender- en conijne- cauwen, stallen en schuren.
De meeste huizen hebben een plaetse, die voor, achter of ingebouwd kan liggen. In het algemeen hebben de huizen een voorhoff en een afterhoff, waar men moestuin en bleyckvelt vinden kan, maar ook testeblommen.").